Het had zo’n mooie zomer kunnen zijn. Als dit stukje verschijnt ben ik in Frankrijk aan het werk als theaterdocent. Het is hier zoals ieder jaar fantastisch met inspirerende workshops, voorstellingen,leuke mensen,gekleurde lampjes en rosé. In augustus speel ik cabaretvoorstellingen op een prachtig theaterfestival in Sonsbeek. De zomer leek niet stuk te kunnen.
En toch is het gelukt.
Boer en ik hebben vorige week afscheid genomen van een markant Varssevelder. Hij lag thuis in bed te wachten op zijn dood. Of ja, niemand weet wat er in zijn beschadigde brein omging dus of hij besef had van het naderende afscheid? Het was mijn eerste afscheid in de Achterhoek van een nieuwe vriend. Hij was pas zeven jaar in mijn leven, zolang ik met Boer verkeer.Zij kenden elkaar al een halve eeuw.Zijn grote buurjongetje. De beste voetballer van de buurt.Ik heb de afgelopen jaren vele anekdotes gehoord over concertbezoek, memorabele feesten en een gezamenlijke vakantie met veel, heel veel lachen.
Er gaan elke dag mensen dood, velen ook veel te jong zoals Vriend. Van dichtbij blijft het onvoorstelbaar en totaal zinloos. Hij leefde alsof de dood hem op de hielen zat. Als ik op 31 december een lijstje had moeten maken van mogelijke slachtoffers van een hersenbloeding had hij onderaan gestaan. Een extreem gedreven en energiek mens die na een paar uur slapen vond dat het tijd werd om op te staan. Zijn huisgenoten hadden dan ook wel genoeg geslapen dacht hij.
Hij was veel voor werk in het buitenland. Na een autorit van negen uur uit Tsjechie belde hij zijn dochter en zei:” Ik ben er bijna, trek je hardloopschoenen aan.” In het begin, toen ik mijn draai nog moest vinden in de Achterhoek kreeg ik eens wijze raad van hem:”Trek je vooral niet teveel aan van wat mensen zeggen en doe waar je zin in hebt.”
In het laatste gesprek dat ik met hem voerde kwam zijn gitaar ter sprake. Die had hij gekregen toen hij vijftig werd vorige zomer. Omdat hij veel in het buitenland was, zou het nog wel even duren voor hij aan les toekwam. We spraken af dat ik hem wat akkoorden zou aanleren zodat hij op hotelkamers alvast kon oefenen. Hij vond dat ik meer moest zingen, vooral rauwe nummers.
Ik zing deze week elke avond een triest lied bij het kampvuur. Genoeg vrolijkheid hier. Dit jaar geen ‘Kumbaja my lord, Kumbaja.’ Het wordt de blues.