De vader van Boer is overleden. Onze buurman, de eerste naaste, heeft volgens traditie de buurt aangezegd.
Het was de eerste Protestantse kerkdienst die ik bijwoonde. De dominee heeft zo vaak gezegd dat alles goed kwam dat ik er bijna opgewekt van werd.
Van de kerk liepen we, onder klokkengelui, in een stoet naar de begraafplaats. Het verkeer hield stil zodat we niet onderbroken werden. Op de begraafplaats zag ik overal grafstenen met bekende namen. Veel aanwezigen hebben hier geliefden liggen.Logisch als mensen dood gaan waar ze geboren worden. Wat er met mij gebeurt, hangt af van waar ik op dat moment woon. En van wie me het liefst wil hebben. Boer of mijn familie.
Volgens de traditie dragen mannen die ‘buurt’zijn de kist. De gemiddelde leeftijd van de buurmannen stond deze actie niet toe. Boer, zijn broers een zwager en één buurman droegen de kist. In zwarte capes. Op de begraafplaats hief de dominee zijn armen ten hemel en sprak zijn laatste woorden van afscheid. De aanwezigen kwamen een laatste groet brengen aan de kist. Het gezelschap liep daarna weer rustig door het dorp om te verzamelen in een uitspanning voor de koffie. Aan de kant van de weg stonden mensen te kijken. Dat komt in de stad alleen maar voor bij het afscheid van heel grote criminelen.
De buurvrouwen wisten in de uitspanning meteen wat hen te doen stond. Honderden krentenwegges hebben ze gesmeerd en uitgedeeld. Na afloop hebben ze de boel afgewassen.
Ik heb de laatste jaren vooral sfeerloze crematies meegemaakt in zaaltjes waar je niet dood aangetroffen wilt worden. Er gaat niets troostrijks vanuit.
De laatste begrafenis die ik heb meegemaakt was er één vol stadse trekjes.
De dienst(zonder kerk) was in een andere gemeente dan de begrafenis. Met navigatiesystemen gingen we via wegopbrekingen en de snelweg op weg naar de volgende locatie. Van een stoet moet je niets verwachten op de A10. Daarna met de auto op weg naar de laatste bestemming voor de koffie. Eindelijk aangekomen was het zoeken naar parkeerplek en geld voor de meter.
Ik mis tradities en troost. In mijn jeugd was ik een groot Jezus-fan. Wij Katholieken gingen van het ene feest naar het andere. Ik mocht tijdens mijn communie voorlezen in een mooie kerk in een nieuwe jurk. We gingen niet vaak naar de kerk omdat mijn ouders steeds een smoes hadden, maar als we er waren was ik gelukkig. Zingen, hosties, ‘vrede’ wensen, misdienaars, Bijbelverhalen, de biechtstoel en meneer pastoor. Begrafenissen waren troostrijk. Met avondwaken, wierook en wc-borstels.Toen ik op een klassieke manier van mijn geloof viel (buurkind verongelukt zonder zinnige verklaring) was ik ontroostbaar. Het leven is beangstigend zonder geloof in een leven na de dood.
Als het mijn tijd is wil een lange stoet van Amsterdam naar Westendorp met klokkengelui. En een kerk met een afgezant van God die zegt dat alles goed komt.