Het is al weer acht jaar geleden dat ik Boer ontmoette in Cuba. We houden de traditie erin om elk jaar onze verkering te vieren in januari, tijdens een reis. Dit jaar werd het Sri Lanka. “Waarom gaan jullie toch naar die arme oeloeboeloelanden” vraagt mijn schoonzus elk jaar. Ja waarom eigenlijk? Europa is te koud en te bekend misschien. Toch is reizen niet alleen maar leuk. Thuisblijven is makkelijker. En je rust er beter van uit. Ik heb vliegangst. Elke keer jammer ik: “Ik doe het nooit meer!” Daarnaast ben ik een slechte slaper. In een bed slaap ik al slecht laat staan in een vliegtuig of in een hotel. Ik ben altijd de eerste met buikloop. Als het niet van het eten is dan wel van de malariatabletten. Of door de vaccinaties tegen buiktyfus, gele koorts en hepatitis. Ik heb het praktisch instinct van een cavia (zenuwachtig en ongestructureerd) en heb altijd de verkeerde spullen bij me. Als ik wel iets nuttigs bij me heb laat ik het ergens liggen. Dit jaar heb ik in ons eerste hotel mijn badpak laten hangen. Meestal pakt Boer mijn koffer in maar die moest de dag voor vertrek naar de marechaussee voor een noodpaspoort.
Eenmaal op reis weten we waar we het voor doen. We rijden door het groene landschap langs eindeloze theeplantages. We zien rituelen in boeddhistische tempels, we bezoeken een olifantenweeshuis en rijden langs de Indische oceaan naar het koloniale vestingstadje Galle. De Hollanders hebben hier lang gezeten en veel sporen achtergelaten. Er staat een mooi kaneelpakhuis met het VOCwapen. We lopen de ‘Dutch church’ in en zien grafstenen met Hollandse opschriften.
Op een middag ondergaan we een ayurvedische massage met kruiden waar Sri Lanka rijk aan is. Het schijnt een luxe resort te zijn. In onze verwende ogen is het gewoon. Boer en ik krijgen een sarong aan die bij Boer een minirok is.Alles in het centrum straalt rust uit tot we op de massagetafel liggen. In de behandelruimte staat het raam staat open. Het geraas van de vrachtauto’s is oorverdovend net als de uitlaatgassen. Heel apart.
Onze reis dreigt even totaal in het water te vallen. We krijgen 320 millimeter regen in acht uur tijd. Er vallen doden en we zitten vast. Boer baalt dat hij zijn regenmeter is vergeten. Gelukkig kunnen we na een dag verder reizen. Boer kijkt naar de boeren die het land bewerken. We zien koeien,niet veel, want koeien houden niet van tropenzon en stortbuien. Bovendien eet een beetje boeddhist geen koeienvlees. In het boeddhisme dat ze op Sri Lanka belijden zit een vleugje hindoeïsme. Daardoor is de koe ook hier heilig. Grappig is dat je aan koeien kunt zien dat ze weten dat ze heilig zijn. Ze gaan midden op de weg liggen, het verkeer hinderen. Met zo’n uitdagende blik in hun ogen van ‘ik ben lekker heilig, jij niet.’ De koeien zijn heel zelfstandig. Zonder begeleiding lopen ze naar een plek om te grazen en ’s avonds komen ze weer naar huis. Een soort poezen zijn het.
Na een mooie reis jammer ik tijdens de vliegreis:’Ik doe het nu echt nooit meer!’ Eenmaal op de boerderij blader ik door een nieuwe reisgids. “Wat denk je van Brazilië?”