Sinds ik met Boer verkeer, opereer ik nog maar weinig vanuit mijn Amsterdamse woning. Veel van de hippigheden in onze hoofdstad ontgaan me tegenwoordig. Deze week had ik ineens verschillende afspraken in horecagelegenheden, alle drie in Amsterdam –Noord. Toen ik ging studeren in Amsterdam wilde je niet dood aangetroffen worden in Noord. Ik noemde dat arrogant ‘De verkeerde kant van het IJ.’ Je moest wel heel wanhopig zijn als je daar ging wonen. Inmiddels staat Noord in de top 10 van leuke hipsterwijken van de wereld: “Noord is fashionable, een beetje edgy, een beetje industrie en daarom helemaal hip. (Ik citeer een website, ik verzin het niet.) Het stikt er van de restaurants in loodsen op industrieterreinen met veel te kleine houten tafeltjes, minimalistisch industrieel design en cafés van sloophout en andere recyclede materialen, waar je buiten vuurtjes kunt stoken. Het eten is uiteraard biologisch. In een van de restaurants konden we kiezen uit groenten van het seizoen of groenten van het seizoen. Vlees stond niet op de kaart. Wel de missie van het restaurant: “We zijn op ontdekkingstocht hoe we zo zelfvoorzienend mogelijk kunnen zijn. Zo bouwen we aan een vergister om ons keukenafval tot biogas te maken om op te koken, uit de urine zullen voedingsstoffen worden herwonnen voor de fruitbomen en de kas op het dak!”
De bloemkool uit de stadslandbouwkas was heerlijk, net als de twee aardappeltjes en de gefilterde natuurwijn. Het nagerecht met seizoensgroenten (bietjes) heb ik opgegeten omdat ik zo’n honger had. Ik wilde vragen of er nog ergens een stukje regionaal dier op het erf rondliep dat ze konden bakken, maar dat leek me wat provinciaals.
Op zich bewonderenswaardig dat mensen zich bewust inzetten voor een duurzamere wereld. Maar ik moest wel een patatje halen bij de eerste de beste snackbar. De autochtone Amsterdam-Noord snackbarhoudster (met poedelhaar, zonder bakfiets) begroette me met een dik Amsterdams accent: “Dag mop, je komt zeker net van dat restaurant met die graatmagere hippies.”