De Zwarte Cross is weer voorbij met dit jaar als onbetwist hoogtepunt: de gospelkerk. Voor de deur stond een bord: voor het zingen de kerk uit. Daar heb ik me niet aan gehouden.Ik heb dagenlang meegezongen, geklapt en gedanst. De koorleden gingen uit hun dak en er zaten zelfs een paar swingende blanken tussen! Gelukkig waren de teksten eenvoudig mee te zingen: ‘Jesus is my guide, Halleluja.’ Het gospelkoor werd begeleid door extreem coole, zwarte muzikanten.
In 1989 werkte ik een tijd in Amerika en bezocht daar regelmatig gospeldiensten. Ik kwam in Nederland zelden in een kerk maar dit wilde ik wel: ‘Praise the Lord’zingen met zwarte muzikanten. Terug in Nederland deed ik auditie bij een gospelkoor in de Bijlmer. De zangauditie ging goed: ze hoorden door mijn witheid mijn zwarte ziel. Daarna kwam de vraag of ik Jezus als mijn herder zag. Die vraag heb ik vakkundig omzeild: “We hebben allemaal een herder in ons hart.” Ik werd niet aangenomen omdat ik niet in de groep paste. Ik was vast te blank. Terwijl ik er destijds van overtuigd was dat ik zwart was en niemand het doorhad. Ik schijn officieel tot het Germaanse ras te horen, maar dat associeer ik voornamelijk met planning, structuur, aangeharktheid en doe maar gewoon dan doe je gek genoeg. En gedram met op tijd komen. Ik herkende me er totaal niet in. In de jaren 80 waren mijn leeftijdgenoten idolaat van Madonna en de Simple Minds. Mijn helden waren zwarte Motownartiesten: Stevie Wonder is mijn God.
Nu ben ik weer terug bij af door de Zwarte Cross. Ik wil nog steeds bij een gospelkoor en zingen over ‘My Lord, our saviour.’ We hebben allemaal helden nodig; als we er niemand mee lastig vallen is er niks aan de hand. Ik denk gewoon aan Stevie Wonder als we het over ‘the Lord’ hebben. Nu nog op zoek naar genoeg zwarte broeders en zusters in de Achterhoek.