Na vijftien jaar verkering met Boer dacht ik alles meegemaakt te hebben. Tot we woensdag stier Pietje moesten ophalen. Pietje werd vorig jaar een maand te vroeg geboren; snotterig bracht hij zijn eerste weken door. Boer dacht dat hij het niet zou halen. Normaal gesproken worden Stiertjes na veertien dagen verkocht voor de vleesproductie, maar niemand wilde hem hebben vanwege zijn lage geboortegewicht. “Dan eten we Pietje zelf op,’’ zei Boer. In zijn jeugd at Boer altijd vlees van eigen stieren; in de jaren 60 werden die zelfs nog op de boerderij geslacht. In 1998 had Boer voor het laatst een overkoopbare stier, genaamd Jan Wouters vanwege de kromme benen.

Pietje bleef leven en liep de hele zomer met drie vriendinnetjes naast het huis. Ze lagen altijd knus in een stapeltje bij elkaar. Maar kleine Pietjes worden groot en ondeugend. De koetjes kregen last van zijn ongewenste intimiteiten. Pietjes tijd was gekomen en hij moest geslacht. “Je denkt toch zeker niet dat ik Pietje ga opeten,” riep ik onthutst. “Dan eet ik hem op en koop jij een ander Pietje in de winkel,’’ schamperde Boer. Het leek me het moment om vegetariër te worden. We haalden Pietje woensdag op uit de slachterij: het vlees lag in kratten klaar. Haas, biefstukken, entrecotes, hamburgers en vooral heel veel gehakt. Urenlang stopten we Pietje in zakjes en namen hem in wasmanden mee naar huis. Ik had Boer net zover dat we maar vier dagen per week vlees eten en nu zaten we met 122 kilo vlees dat niet in de vriezer paste. Het nieuws ging snel rond: vrienden kwamen stukken Pietje halen.

Boer maakte gehaktballen. Ik zag steeds dat grappige dier levend voor me. “Hij had een mooi leven,’’ papegaaide ik Boer en nam een hap. Appjes van vrienden vlogen binnen:’’ Pietje is net zo lekker als Jantje Wouters!”