Ik zat er niet op te wachten om vijftig te worden. Als puber dacht ik: “Dat doe je toch niet, vijftig worden? Met die rimpels. Waarom kies je daarvoor?”
Ik heb een hekel aan verval. Dat zit in de familie. Mijn ouders vluchtten het land uit, toen ze vijftig werden en mijn broer lag in bed met zijn hoofd onder een kussen. “Weer een dag dichter bij de dood,” mompelde hij. Voordat je het weet, ben je zelf aan de beurt en moet je blij zijn dat je de vijftig haalt.
Een vriendin stuurde een artikel uit een damesblad: vijftig is het nieuwe dertig, met foto’s van blije, vijftigjarige vrouwen. Het zal allemaal wel, maar persoonlijk ben ik echt twintig jaar verlepter. Naast buikrollen en kipfilets in plaats van bovenarmen heb ik opeens pijn in mijn heupgewrichten. Ik ben op mijn verjaardag nooit thuis, maar ik mocht dit jaar niet vluchten van Boer. Op ‘oudjaarsdag’ gooide hij het supermarktwagentje vol met bier, worst en chips. “Er komt toch niemand zo’n pop met een tandeloos
masker zetten?”, vroeg ik bezorgd.
“Misschien wel, misschien ook niet,” antwoordde hij complotterig. Daar raakte ik van in de stress. De kans bestond dat ik zou worden overgeslagen. Je zult maar de enige in de Achterhoek zijn, die géén pop krijgt. Als een klein kind zat ik op ‘oudjaarsavond’ zenuwachtig te wachten. Ik hoorde gerommel, zag fietsers en auto’s aankomen, maar mocht niet gaan kijken.
’s Avonds laat stonden er zes poppen met gebloemde rubberlaarzen op het erf, met spreuken ernaast. Sommige woorden kwamen vaak terug: hysterisch, chaotisch, druk en wijn. Op advies van Boer besloot ik mijn ouderdom groots te vieren. Ik heb de poppen drie weken laten staan, tot na het boerderijfeest. Dan konden de westerlingen ook eens zien hoe het hoort in het oosten. Drie weken lang hoorde ik getoeter en stopten er mensen om de poppen te bestuderen. Na het feest liep ik met de kruiwagen rond om te poppen op te ruimen. Als westerling weet je niet wat je met poppen en attributen moet doen. Terugbrengen? Of komen mensen ze halen?
Voor de zekerheid ontkleedde ik de Sara’s en toen had ik een ‘wagen volgeladen met oude wijven’. Zes blote, slappe poppen in een kruiwagen: het zag er luguber uit. Boer had de kruiwagen nodig en nu ligt de stapel poppen tussen de trekkers en landbouwwerktuigen. Een ligt er op haar rug met een bosmaaier bovenop zich. Net een slagveld.
De buurman zei: “Ik ben blij dat ze weg zijn. Die naast de deur, met dat masker en die hooivork, zag er eng uit van een afstand.”
Ik zet de poppen gewoon terug. In plaats van een nieuwe herdershond aan te schaffen, zet ik waaksara’s neer.