In 1989 plaatsten vrijwilligers van de kerkuilenwerkgroep een nestkast in een hoge kapschuur op het erf. Ontwikkelingen op het platteland, zoals verkavelingen, intensief graslandgebruik en muizenbestrijding, maakten het leven voor kerkuilen moeilijk. Na een paar strenge winters waren er in 1980 nog maar 100 paar kerkuilen.

Door het plaatsen van nestkasten is de populatie enorm toegenomen. In de 13 jaar die ik met Boer verkeer, heb ik pas één keer uilen gezien en vast gehad: drie stuks zaten er toen in de kast. In deze periode van het jaar doen vrijwilligers rondjes langs de kasten. Begin juni lag er een briefje voor de deur met de tekst: We troffen uiltjes aan in de kast. Over vier weken komen we terug om ze te ringen. Kerkuilen vliegen na 8 weken uit. De vrijwilligers willen niet te laat zijn met het ringen, maar ze willen ook geen uilen storen die (nog) aan het broeden zijn.

Afgelopen week was het zover. Twee uilenmeneren rijden het erf op om de uiltjes te ringen. Eén uilenmeneer klimt op een ladder en treft maar liefst vijf uiltjes aan in onze kast. Het is een goed jaar voor de kerkuilen: nesten met zes of zeven jongen zijn geen zeldzaamheid. Als er sneeuw ligt, sterven veel kerkuilen van de honger; dan is er namelijk geen muis te bekennen. Vorig winter was ook al een goede periode voor uilen. Helaas was onze kast toen gekraakt door duiven. De uiltjes eten vijf muizen per dag, die door paps en mams worden gevangen. Zelf lusten ze ook wel wat, dus een uilenfamilie eet zo 40 muizen per dag.

De uilenmeneer pakt de uiltjes net boven de klauwtjes vast – anders is zijn neus weg – en doet ze in een emmertje, Om de beurt worden ze in een zakje gewogen op een miniweegschaal. Daarna moeten ze langs de meetlat. Tabellen laten zien dat de vogels ongeveer zeven weken oud zijn. Kerkuilen zijn heel trouw. Als de relatie bevalt, keren ze elk jaar samen terug in de kast voor een nieuw nest. Als de samenwerking niet bevalt, schoppen ze elkaar uit de kast. Wat bepaalt of je als uil verder wilt met elkaar? Ik zie de akkefietjes al voor me: “Mens, wat zit je toch irritant te broeden!”

De vrijwilligers vertellen dat kerkuilen houden van rommelige erven. Hoe schoner het erf, hoe minder geschikt als leefgebied voor een kerkuil. Komt dat even goed uit dat we geen aangeharkte types zijn! Dat gebruik ik voortaan als reden voor de zooi op het erf. “Wij willen kerkuilen, daarom ruimen we niet op. Nee, binnen ook niet.”