Zaterdag reden we met een bus vol Achterhoekers naar de Grebbeberg, voor een rondleiding langs de plekken die een rol speelden in de Slag om de Grebbeberg in mei 1940.

Er zijn veel Achterhoekers mee met verhalen over vaders en ooms die meevochten. Een dame vertelt over haar oom, soldaat Migchelbrink uit Sinderen. Onder zwaar vuur haalt hij op 11 mei een witte overgave-vlag weg bij een Nederlandse stelling.  Bij de overgave geven de Duitser plotseling gericht vuur. Gerard Migchelbrink overleeft het niet.

 

Ons land bereidde zich niet optimaal voor op een mogelijke inval van de Duitsers. Zo stonden er veel fruitbomen die het zicht op de vijand belemmerden. De boeren vroegen een vergoeding als de bomen gekapt zouden worden. Dat vond de overheid te duur, dus de bomen bleven staan.

Op het allerlaatste moment werd besloten de bomen alsnog om te zagen, met één beschikbare kettingzaag. Er was geen tijd meer om de bomen weg te halen en de missie werd afgeblazen.  Het gebrek aan daadkracht had wellicht te maken met het feit dat de overheid tegen beter weten in hoopte neutraal te kunnen blijven in de oorlog..

Maar vanaf de uitkijktorens in Ouwehands dierenpark spioneerden Duitse soldaten in burger al ruim voor de invasie om het gebied in kaart te brengen.

Op de dag van de Duitse inval kreeg directeur Ouwehand van Nederlandse officieren de opdracht alle roofdieren af te maken. Hij wilde het zelf doen. Het doden van een ijsbeer met twee jongen kon hij niet over zijn hart verkrijgen en hij wist de ijsberen te verbergen.

 

Ondanks slecht materiaal, belabberde communicatie en slecht getrainde soldaten, hielden de mannen drie dagen stand op de Grebbeberg. Onder de ruim 400 gesneuvelde militairen bevonden zich 60 Achterhoekse slachtoffers.

Het enige goede nieuws dat ik hoorde is dat de ijsbeer en haar jongen de oorlog hebben overleefd.