De weersextremen volgen elkaar in hoog tempo op. Dit jaar begon met wekenlang harde wind. Februari was heel nat en dat ging over in extreme droogte. Maart en april leverden nieuwe records op aan zonne-uren. Boeren zagen zich gedwongen om jonge aanplant te beregenen. Na het natte voorjaar is het grondwater alweer naar een laag niveau aan het zakken.

Kan het dan nooit meer normaal?

Boer wil voortdurend rondrijden om te zien wat boeren aan het doen zijn: ‘We fietsen naar Aalten om te kijken of de boeren de hoge zandgronden aan het beregenen zijn.’

Daarna moet hij door naar de kleigronden in Netterden: ‘De grond is net beton, hoe moeten boeren dit zaai klaarmaken?’

Tijdens onschuldige boswandelingetjes borrelt er droogtepoëzie op. Boer stopte bij een tak die op de grond lag:

‘Die tak had zich verheugd op een nieuw begin en op een jaar lekker aan de boom hangen. En nu… na die verschrikkelijke droge oostelijke wind ligt ie afgerukt op de grond, dood te gaan.’

Op Koningsdag had Boer een beter humeur: ‘Er wordt regen voorspeld. Het kan goed komen. We wandelen langs boerderijen: boeren gaan vandaag als een dolle aan het werk.’

Overal stoven boeren en loonwerkers rond. Boer bedacht een feestelijk Koningsspel: Rara, wat doet die boer?

‘Als je aan het geluid van de trekker raadt wat de boer doet, krijg je een tompouce.’

Achter elk bosje hoorden we boerengeluiden.

Maaien, schudden, harken, mais zaaien, ploegen: ik hoor het verschil niet. Boer won tien taartjes.

Dinsdag staarde hij gespannen naar de buienradar. Ik vroeg: ‘Wat wil je eten?’

‘Ssstt,praat er niet doorheen, ik concentreer me op de regen.’

Het begon te regenen. ‘We gaan kijken of de maisplantjes opkomen. Als je raadt hoeveel millimeter er valt, mag jij kiezen wat we eten.’