Toen we onze drie gezelschapskoeien ophaalden, zei hun baasje: ‘Voorzichtig, Djurban is een pittig type.’ 

Boer, zijn medewerker en ik lachten smalend: we zijn koeienprofessionals en renden jaren achter Boers melkvee aan om ze te vangen. De koeien stonden zo in de kar. Djurban, een pittig type? Welnee. 

Hun baas was onder de indruk van onze koelbloedigheid.  

Door de droogte hadden onze nieuwe vrienden  snel niets meer te zoeken in hun wei: het gras was op en het wintervoer vloog er doorheen. Zaterdag mochten de koeien naar een andere wei met meer gras. 

 

De koeien hoefden alleen maar de witte linten te volgen die we spanden en het erf over te steken.  

We verwachtten geen moeilijkheden, omdat de verse grassprietjes in de nieuwe wei lonkten.  

Djurban dacht er anders over: ze gooide haar kop in de lucht en ging ervandoor. Ze sprong lenig over prikkeldraden, zonder ze te raken: ze is duidelijk een carrière als hordeloopster misgelopen. Ze rende richting de weg. Gelukkig stopte er een trekker met een kar erachter. Boeren en loonwerkers zien meteen als er iets niet klopt.  Djurban schrok, draaide zich om en rende onze kant weer uit. Ik ben door Boer al die jaren goed geïnstrueerd: blijf staan als er een koe op je afrent, maak je breed, zwaai met je armen en straal uit dat je de baas bent. 

Maar een koe die op me afrent met scherpe hoorns: die laat ik toch echt lopen. 

 

Het volgende uur is samen te vatten in: hulptroepen bellen, insluitpogingen en rennen met de tong uit de mond. 

Het was net een film van Bert Haanstra: mensen die van alle kanten op een koe afkomen die iedereen te snel af is. Het enige dat eraan ontbrak is dat we in de sloot vielen. 

Precies een jaar nadat de melkkoeien weggingen, renden we weer achter koeien aan.