In 1983 toog ik met vrienden naar Den Haag om te demonstreren tegen kernbewapening. Ik herinner me een zee aan spandoeken met ‘Ban de bom,’ en ‘Raketjes zijn niet netjes.’ Ik was echt bang dat Russen kruisrakketen zouden afschieten. Op school hoorde ik bij de ‘linkse rakkers’ en de ‘alto’s.’ We werden omsingeld door hockeyende kakkers uit Aerdenhout met VVD- stemmende ouders. Mijn ouders waren salonsocialisten: mensen met een rood hart maar een kapitalistische levensstijl. Daarnaast waren ze geen fan van de mensheid. Als mensen elkaar de hersens insloegen zij mijn vader: “Mannen zullen altijd knokken: dat zit er nu eenmaal in.’’ Mijn moeders lievelingsboek was ‘La condition humaine’ (het menselijk tekort.) Bepaald geen streekroman.

Omdat het genetisch is doorgegeven, hield ik in mijn eindexamen jaar een spreekbeurt met de strekking: het is niet de vraag of, maar wanneer er een nieuwe oorlog in Europa uitbreekt.

Kritiekpunt van de docent: mijn boodschap was te deprimerend: ik had met iets optimistisch moeten eindigen.

Ik ging de discussie aan: “U heeft zes jaar lang de ene veldslag na de andere over me uitgestort, tussen WOI en WOII zat maar twintig jaar. Wat verwacht u dan?’’

Ik was niet lang van school toen de pleuris uitbrak in Joegoslavië.

Toen Trump blafte dat Europa veel meer geld uit moest geven aan defensie gaf ik hem een keer gelijk. Ik werd door iemand ‘eng-rechts’ genoemd. Ik denk al lang niet meer links-rechts maar vanuit pessimisme. Ik mag een pacifist zijn: Poetin is het niet.

Een voordeeltje van pessimisme: ik won er een weddenschap mee. Weken geleden zei ik dat er oorlog kwam en Poetin richting Kiev zou oprukken. Een vriend wist zeker van niet: “Waarom zou hij dat doen? Zo dom is hij niet, wedden?’’

Nu ben ik vijftig euro rijker.

 

 

people sitting on brown wooden bench during daytime