We waren een paar dagen in Antwerpen. Ik studeerde hier in de jaren 90 en ik wilde Boer iets van mijn geschiedenis laten zien. In de buurt waar ik woonde is niets meer te herkennen: het stikt er ineens van de hippe ontbijttentjes en sapbarretjes. In mijn tijd was er één buurtcafé, waar mannen met hangsnorren en plakhaar en dames met poedelkapsels en bijpassende hondjes ’s ochtends al aan het bier zaten. Zoals de Belgen zeggen: ,,Mottige types.”Ik maakte in België voor het eerst mee hoe het is ‘om niet van hier’ te zijn. Nederlanders bleken niet zo populair als ik dacht, en al helemaal niet in het weekend als ze de cafés overnemen (‘Ze geven geen fooi en pissen tegen de kerk’.) Mijn klasgenoten mochten graag ‘diknekken’ imiteren (met harde g en dikke l). ,,Nou gezellig kopje koffie, niet duur, lekker goedkoop, bijna gratis, gezellig.Gelukkig waren er ook Belgen die de Nederlandse directheid waarderen: ,,Gij durft kritische vragen te stellen aan docenten en bent eerlijk. Wij zijn hypocrieter en praten liever achter iemands rug.”   Op een terras leerden Belgische vrienden me het spel: Raad den Hollander. Sommigen zagen het al van grote afstand. Ik vroeg waar ik op moest letten: ,,Ze praten veel en luid, lopen met de borst vooruit en kin omhoog met een blik van: Hier ben ik, het feest kan beginnen.” Ik denk hier glimlachend aan terug als ik met Boer op een terras zit. Een groep mannen trekt voorbij, van wie er een een pak draagt met nepborsten en blote billen: duidelijk een Nederlanders vrijgezellenfeestje. Wat ook onveranderd is: de cafés met vele biersoorten en prachtige namen zoals Jan zonder Vrees, den Stillen Genieter en den Billekletser. En een land dat een station heeft met de naam Mortsel-Oude-God, kan bij mij nooit meer stuk