Mijn collega’s en ik maken dit najaar veel en lange werkdagen: overdag spelen we kindervoorstellingen, ’s avonds cabaret voor organisaties die uitgestelde feestjes vieren. We nemen alles aan, in de wetenschap dat we zo weer afgezegd kunnen worden. Naast een mogelijk nieuwe coronagolf, komt er nu bij dat mensen steeds meer moeite krijgen om rekeningen te betalen. De culturele sector is de klos als mensen de hand op de knip moeten houden. Dus klagen we niet te hard: alles beter dan weer interen op ziekte- en pensioenspaarpot door lockdowns of andere crises. De 14-urige werkdagen slaan wel ergens neer: ik ben geen achttien meer. 

Vorige week voelde ik aan de pijn in mijn lijf dat de balans zoek is. Alles in mij verlangde naar die fijne sauna in de Achterhoek met natuurgeluiden, kaarsjes en een ontspanningsmassage met warme stenen. Maar daarvoor was het te laat. Zachte heelmeesters maken stinkende wonden. Niks ontspanning: er was werk aan de winkel. Er zat niets anders op dan een bezoek aan de Thaise Masseuse in Amsterdam. Met opgestroopte mouwen stond ze me op te wachten. Ik beeldde uit, dat ik veel in de auto zit en zware dingen moet sjouwen. De masseuse knikte streng en maakte ‘ttttuttut’ geluiden toen ze mijn nek betastte. Uitleggen waar de pijn precies zat, heeft geen zin, want ze spreekt alleen Thais.  De knopen in mijn lijf hebben overigens geen taal nodig. Ik vrees dat mijn ‘Goedenavond’ het codewoord was voor keiharde SM, want ze gebruikte dit keer naast handen ook haar ellebogen om de knopen te lijf te gaan. Ik piepte van de pijn, maar daar had ze niks mee te maken. Haar salon is geen plek voor ‘Happy endings.’ Ik werd gemarteld en moest er nog voor betalen ook.

Nu ben ik bont en blauw, maar de knopen zijn weg. Toch nog een happy ending.