Ik schrik deze dagen regelmatig op van geknal achter de boerderij: het jachtseizoen is geopend. Ik zag jagers rondlopen in oranje hesjes. Sindsdien draag ik tijdens wandeltochten nooit ‘doe-maar- gewoon- dan- doe- je -gek- genoeg kleuren. Ik draag mijn roze winterjas. Dat lijkt me verstandiger. Toch beschermen oranje hesjes niet tegen jachtongelukken, concludeerde ik na een rondje surfen op internet. Een jager schoot zijn collega dood die zijn behoefte deed in het bos. Hij dacht dat hij een wild zwijn hoorde. Zit je te kakken in een oranje hesje, zien ze je nog niet. In Drenthe werd een wandelaar aangezien voor een dier, waarna de jager op hem schoot. Een woordvoerder verklaarde: ‘Bij de jacht geldt de regel dat het wild eerst goed ‘aangesproken’ moet worden, voor men mag schieten. Dat betekent dat de jager eerst het wild moet herkennen en vervolgens moet erkennen als voorkomend op de lijst van bejaagbaar wild. Pas dan, mag er geschoten worden.’ Aangesproken, zie je het voor je? ‘Goedemiddag, ik herken u als zwijn. Oh, u is een mens? Sorry, dan lijkt u op een zwijn. Ik spreek u maar even aan voor ik op u schiet.’ In Frankrijk genoot een oude dame van mooi weer in haar tuin toen één kogel haar dodelijk verwondde. De jager vuurde door een dichte haag, in de veronderstelling dat er een hert achter zat. Jachthonden wezen de jager in die richting: ‘Ik was me er niet bewust van dat er een vrouw achter de haag zat.’ Dat moest er nog bijkomen, dat hij zich daar wel bewust van was. Die jachthonden snap ik wel: ‘Te veel dieren? We zullen jullie eens afschieten, stelletje vervuilers van de planeet. ‘Baasje, kijk een zwijn, schiet! Haha Fikkie, raak, oude vrouw, tien punten!’ Ik blijf voorlopig binnen.