MOI
Toen ik pas in de Achterhoek was kreeg ik te maken met begroetingstaferelen die ik niet gewend was. In het westen wordt te pas en te onpas gekust, 1,2 of 3 keer, afhankelijk van de mode. Op dit moment is de hug (omhelzing) het hipst.
Het ging mis toen ik voor het eerst met Boer op een Achterhoekse verjaardag was.
Ik kwam binnen, zoende Boers jarige zus en daarna de andere gasten.
Ze reageerden verbaasd, maar ik kon niet meer terug.
Gelukkig dat ik niemand op de mond zoende, want dat deden we in 2003 in het westen. Je moet er niet meer aan denken.
Ik zag dat Boer met een lange, gestrekte arm op zijn zus afliep en haar de hand schudde. Het leek op pompen.
Zo begroette ik mijn oudtante als kind, uit angst dat ze me een pakkerd zou geven.
Daarna keek Boer de kring rond, stak zijn vinger in de lucht en zei ‘Moi’. Ik hield Boers afscheidsritueel nauwlettend in de gaten. Hij stak weer zijn vinger in de lucht, zei Aju en vertrok. Het scheelt een gedoe.
Ik ken steeds meer westerlingen die genoeg hebben van al dat gekus. Ze kussen niet meer, of ze laten zich kussen maar kussen niet terug. Heel gênant. Net als huggen met mensen die duidelijk niet van bovenlichaamcontact houden. De verwarring is groot.
Vanwege het Coronavirus zijn huggen en kussen uit den boze.
In het Radboud UMC hebben ze tijdelijk het Japanse systeem ingevoerd: Knikken, zwaaien, of knipogen in plaats van lichaamscontact.
Ik zat onlangs in een Amsterdams restaurant te wachten op mijn nichtje, die huggen in de familie introduceerde.
Ze liep naar me toe, stak haar vinger in de lucht en riep: ‘Corona!’
Ik zwaaide blij en riep ‘Corona’ terug. We spraken af elkaar voortaan altijd zo te begroeten
Achterhoekers zijn hun tijd ver vooruit.