Mijn herinneringen aan de laatste week waarin ik op een podium stond voor een volle zaal, zijn vlijmscherp. Op 5 maart 2020 presenteerde ik een Voorleeswedstrijd in Almere. Ik zwaaide verontschuldigend tegen mensen die hun hand uitstaken: ‘Sorry, ik geef geen handen meer.’ ‘Ik doe niet mee aan dat overdreven gedoe,’ zei een jurylid en vond een andere hand om te schudden. Op 7 maart was ik in het hart van coronagebied Brabant. We kregen duidelijke instructies: geen handen geven, desinfecteren en niezen in de mouw. In de zaal zaten 400 kinderen en volwassenen dicht bij elkaar. Ondanks de onzekerheid over het virus, zong het publiek uit volle borst liedjes mee. Op 12 maart speelde ik voor het laatst, voor dementerende ouderen: ik zwierde als zingende zuster van huiskamer naar huiskamer. Ik bleef op afstand, maar toch: we zongen nog. ’s Avonds werd de lockdown aangekondigd. Alle optredens werden afgezegd, verzet, over de zomer getild, weer afgezegd, tot niemand meer nieuwe data durfde voor te stellen.
Vorige week was ik terug in Almere. Live op locatie: 12 voorlezers, 3 juryleden en wat personeel. Het publiek keek online mee: het nieuwe normaal. Ik had een gesprekje met een voorlezer.
‘Heb je fans die meekijken?’
‘Ja, mijn oma in Curaçao,’
‘Dan heeft ze de wekker vroeg gezet!’
‘Ja, het is daar 4 uur ’s ochtends.’
‘Denk je dat oma nog in haar pyjama zit?’
‘Ze draagt altijd een nachtjapon,’ verklapte het kind.
We zwaaiden hard richting een camera, naar oma Curaçao. Ik vond het zelf heel grappig, maar misschien gooide oma wel een pantoffel richting het scherm omdat ze me irritant vond.
Hoe leuk het ook is dat oma Curaçao er live bij kon zijn: doe mij maar normaal. Ik ben van alles aan het zenden, maar heb geen idee wat er binnenkomt.