Begin maart las ik op facebook dat een kennis Oekraïense vluchtelingen in haar gezin opneemt. Met de vraag of mensen een bed, laptop of kleding over hebben.

Het ontroerde me. Het komt bij veel mensen op om vluchtelingen in huis te nemen, maar het doen is heel wat anders. Mooi om te lezen dat mensen zoveel spullen brachten en geld overmaakten.

Inmiddels wonen ze een maand samen met twee moeders en drie kinderen. Hun mannen zijn achtergebleven. Een nichtje van de dames woont in Groenlo; zo kwamen ze in de Achterhoek terecht. De meeste Oekraïners willen naar Amsterdam of Rotterdam omdat ze denken dat alleen in grote steden het internet goed is en vanwege het werk dat ze hopen te vinden. In een facebookgroep voor Oekraïners wordt het, vanwege de woningnood, juist afgeraden om naar die steden te gaan.

Ik nodigde mezelf uit op de koffie bij het gastgezin: ik ben benieuwd hoe het is om samen te leven met vluchtelingen. Het functioneert goed: games, chips en trampolines blijken een goed smeermiddel tussen kinderen. Het eerste dat de dames vroegen toen ze aankwamen: “Hebben jullie een föhn?” Ze snappen niet dat Nederlanders met nat haar rondlopen: daar word je ziek van. Na twee weken online les, gaan de kinderen nu naar school in Aalten. Een eveneens gevluchte onderwijzeres geeft er les aan dertien Oekraïens kinderen. De dames leerden fietsen, zodat ze minder afhankelijk zijn. Hun conclusie: ‘Alles in Nederland is twintig minuten.’’ Toen ze hoorden dat de Achterhoek een populaire vakantiebestemming is vanwege de mooie natuur vroegen ze: “Welke natuur?’’ Ze storten zich op de moestuin, in afwachting van hun BSN. Ze willen zo snel mogelijk aan het werk: hun inkomen is weggevallen en de huur loopt door. Het is te hopen dat hun huizen blijven staan.