We hebben twee bruiloften in één week tijd in onze buurt. Dat betekent dat we aan de bak moeten met mooimaken.

De eerste naasten, de hoofdburen, inventariseren de wensen van de bruidsparen. Wel of geen dennetjes met roosjes, welke kleur, hoeveel en wanneer zetten we ze waar neer.

Toen ik twintig jaar geleden in de Achterhoek kwam begreep ik niets van tradities en buurttaken. Ik kwam er snel achter dat Achterhoekers alles vieren. Met bier. Zelfs dat ze ooit getrouwd zijn.   

De eerste keer dat ik moest mooimaken fietsten Boer en ik naar de verzamelplek. De buurmannen zaten buiten koffie te drinken. Een buurman zei: “De vrouwen zitten binnen.”  In de keuken waren de buurvrouwen roosjes aan het maken. Na wat tips (crêpepapier knippen, leuk frommelen, ijzerdraad eromheen) heb ik één heel lelijk roosje gemaakt. In dezelfde tijd had mijn buurvrouw tien mooie roosjes klaar. Op jonge leeftijd bleek ik al volstrekt ongeschikt voor handwerken en andere vrouwentaken. Ik was niet netjes zoals andere meisjes.  Helaas moest ik op school handwerken. De jongens mochten handarbeiden. Figuurzagen leek me veel leuker dan pannenlappen maken. Mijn feministische moeder kwam naar school om te praten met handwerkjuffrouw Rozenkrans. Ik mocht toen met de jongens solderen in plaats van punniken.

Tradities zijn aan verandering onderhevig: dit jaar maakten de buurmannen en buurvrouwen samen roosjes. Wat niet is veranderd: ik vouw nog steeds gedrochten die op waaiers lijken in plaats van roosjes.

We zetten de boompjes met roosjes voor de deur van het bruidspaar. Toen kregen we bier. Later brachten we ook boompjes naar de feestlocatie. Zoals te verwachten dit jaar regende het. De roosjes hingen verlept in de boom. Eén voordeel: mijn mislukkingen vielen niet meer op.