Sinds Boer en ik elkaar ontmoetten in een groepsreis naar Cuba, maken we elk jaar een reis met een groep. Dit jaar vierden we in Marokko dat we 10 jaar verkering hebben. Uiteraard kwam ter sprake dat Boer mij in het begin een brutale stadse vond en ik hem een snuiter met een mal oosters accent.
Als je met een groep Nederlanders reist, komt altijd ter sprake waar je vandaan komt in het land. Soms is een provincie oververtegenwoordigd. Vorig jaar in Ecuador zaten er, naast Boer, nog twee Achterhoekers in de groep. Onderling konden ze mooi hun dialect onderhouden. De avond voordat we van 2800 naar 4800 meter hoogte zouden stijgen, adviseerde de reisleider ons met klem om geen alcohol te drinken op hoogte. En om veel water te drinken. Die avond dronk iedereen water behalve de Achterhoekers. Die gingen aan het bier. Ze dronken heus niet veel, maar het was wel een statement. Je moet niet denken dat wij Achterhoekers watjes zijn en ons laten afschrikken door een berg. Het was vast toevallig, maar mij verbaasde het niet.
Ondanks de regionale cultuurverschilletjes vormen we met onze reisgezelschappen in de eerste plaats een groep met een Nederlandse identiteit. In de Soeks van Marokko, een wirwar aan steegjes, hebben de verkopers meteen door dat je uit Nederland komt. We zijn allemaal gewend aan het ‘kijken kijken niet kopen’ dat ons wordt toegeroepen in het buitenland. Ik hoorde zelfs een verkoper zeggen: ’ Bij de HEMA is het toch goedkoper.’ Onderzoeken hebben uitgewezen dat wij op onze vakantiebestemming veel minder geld uitgeven aan souvenirs en fooien dan Zwitsers, Amerikanen en Japanners. En dat we om die reden niet tot de populairste toeristen behoren.
Wat deze reis een bijzonder tintje gaf was het veramerikaniseerde Nederlandse stel in onze groep. Het echtpaar woont al 40 jaar in New Orleans. Ze waren op vakantie in Nederland, kregen het zo koud dat ze acuut een reis boekten naar een warmer oord. Zo kwamen ze in ons reisgezelschap terecht. Al snel werden ze ‘de Amerikanen’ genoemd omdat ze ‘anders’ waren dan wij. Wij bekeken Marokko en de Amerikanen door onze Nederlandse ogen en zij bekeken Marokko en ons door Amerikaanse ogen. De cultuurverschillen kwamen direct bovendrijven. Wij verbaasden ons over het feit dat zij elke leer-en stoffenwinkel leegkochten en zij vonden het zichtbaar gênant dat we geen fooi gaven, vaak over geld praatten en geen souvenirs kochten. Het is een principekwestie: ‘’Wij Nederlanders kopen niets wat we niet nodig hebben.’’ Wat nodig is en niet nodig snappen Nederlanders onderling uitstekend. Wat we niet uitgeven aan leren portemonneetjes, geven we met passie uit aan koffie. Waar de Amerikanen weer niets van snapten: “Een kwartier na het ontbijt vraagt de eerste Nederlander al wanneer de eerste koffiestop is.”
Jezelf eens bekijken door de ogen van een ander kan geen kwaad. Zo lang wij de neiging hebben om Marokkanen en islamieten op een hoop te vegen en alle Amerikanen oppervlakkig noemen, moeten we niet klagen over het feit dat wij als gierig worden gezien.