Wij Nederlanders hebben het vaak over het weer. Het is een makkelijk onderwerp om een praatje over te maken. Boer ziet er diepzinnigere redenen voor: omdat
wij in een deltagebied wonen, hebben we altijd moeten strijden tegen de elementen.
De weerbelangen zijn vaak totaal tegenstrijdig. We leven van evenement naar festival en dan willen we droog weer. Boer en ik maakten eens een groepsreis door Sri Lanka. We zaten een dag vast in een hotel, omdat het stortregende. We zagen auto’s van de weg af drijven. Een medereiziger pikte het niet en eiste een schadevergoeding, omdat het reisprogramma niet door kon gaan zoals afgesproken. De reisorganisatie beriep zich op overmacht. Lang geleden – toen ik het verschil nog niet zag tussen aardappels
en bieten, vlees- en melkkoeien, zand- en kleigrond – had ik een hekel aan regen. Een stom en chagrijnig makend goedje vond ik het. Zomers waren geslaagd, als ze warm waren. En droog. Ik vroeg me nooit af wat gewassen, koeien en dijken zonder regen moesten. Als parttime boerin heb ik opeens heel andere belangen: regen op z’n tijd. Vanwege de droogte is Boer de controle helemaal kwijt deze zomer. Op het moment dat ik dit schrijf wil het maar niet goed doorregenen in de Achterhoek. Het
weer is inmiddels het enige onderwerp van gesprek. Hij praat vrijwel dagelijks over de droge zomer van 1976…
De koeien zijn behalve boos ook verdrietig en teleurgesteld in hun baasje. Ze blèren: “Boer, wat is dit? Ik geef jou melk en ik moet op een gele prairie rondhangen?” Uit wraak geven ze minder melk. Boer probeert ze te paaien door krachtvoer en maïs bij te voeren. Het wintervoer vliegt er doorheen. Boer blijft elke dag hoop houden op regen. Hij bestudeert naast alle weerprognoses de tegels op het erf. Hij wijst op mieren die zand tussen de stoeptegels omhoog werken: “Ze brengen hun drainagesysteem alvast op orde voor als het gaat regenen.’’
Onze verkering krijgt ook steeds meer last van droogte. Sterker nog: de zinnen die Boer en ik tegen elkaar uitspreken hebben niets met elkaar te maken.
“Wil je wat drinken?” “In het noorden van het land heeft het wel geregend.’’ “Zullen we gaan wandelen?” “Er staat geen gras meer in de wei.’’ “Wat heb je vandaag gedaan?”
“De maïs begint te krullen.” Het lijkt wel een absurde dialoog over vervreemding die ik ooit op de theaterschool moest spelen.