Boer en ik wandelden weer eens een rondje. We passeerden twee dames met honden.
‘Kijk, weer zo’n vies geel veldje, boeren maken alles kapot,’
‘Ja hè en het wordt steeds erger.’
De honden renden los en speelden blaffend in het bos.
We lazen op een bord:
Loslopende honden zijn een groot probleem voor reeën
Elk jaar worden hier kalfjes doodgebeten. Reeën worden doodgereden als ze na verstoring de weg oprennen.
Zelfs een welopgevoede hond zal, ook zonder de intentie om een ree kwaad te doen, veel stress veroorzaken.
Het bord stond er ongelezen, onbegrepen of ongewild bij. Ik ken boeren die akkerranden inzaaien met bloemenmengsels om patrijzen te beschermen. Loslopende honden verjagen de broedende patrijzen alsnog. Ik heb niks tegen honden, maar wel moeite met mensen die wijzen naar anderen en niet in de gaten hebben wat hun eigen bijdrage is aan natuurverstoring. Ook uilen lijden onder de aanwezigheid van mens en hond. Op zich gaat het aardig met de uilenstand: dankzij vogelbeschermers, boeren en burgers is de broedpopulatie van uilen toegenomen. Veel landbouwgif is inmiddels verboden en er wordt hard gewerkt aan een alternatief voor glyfosaat. (gele veldjes) Ook onze nestkast zit de laatste jaren vol kerkuiltjes.
Op Koningsdag mochten Boer en ik mee met het ringen van drie bosuiltjes. Vogelbeschermers hingen kasten op in het Bergherbos. In de kasten die in het hondenlosloopgebied hangen, broeden nooit uilen. Alleen in de kast buiten het losloopgebied zitten dit jaar bosuilen. De uilskuikens zijn van een aandoenlijk soort lelijkheid. Ze hebben roodomrande oogjes, alsof ze een zware nacht achter de rug hebben. Ik maak foto’s. Eén uiltje doet een oog open en kijkt me aan met een blik van: ‘Ik wil niet op de foto, laat me met rust.’
Gelijk heeft-ie.