Mijn broer was in Nederland om zijn boek Van Brooklyn naar Boerenland te presenteren. Hij werkte jaren in New York, tot hij overprikkeld door de hectiek, naar Italië vertrok. Hij stortte zich met zijn vrouw op een leven tussen de Italiaanse boeren. Ze verhuren een appartement en houden zich bezig met snoeien, de olijvenoogst en de moestuin.
Mijn broer is niet meer te herkennen. De beste man had nog nooit een kip van dichtbij gezien. Nu verlost hij soms eigenhandig een zieke kip uit haar lijden. Hij snapt inmiddels waarom boeren bestrijdingsmiddelen gebruiken: slakken en schimmels vreten hun hele moestuin op. Welkom in boerenland.
In Italië vond hij rust om te schrijven. Broer werd geïnterviewd. “Jouw zus schrijft over het boerenleven en jij ook. Zijn er nog meer schrijvende van der Aarten?”
Onze vader, die al lang in de hemel of elders is, zei vaak dat hij een boek wilde schrijven. Hij schreef veel, maar vooral beleidsrapporten. Dat boek kwam er niet. In mijn jeugd was hij directeur van een sociaal-culturele raad. Het was een stadse man in pak die rondliep met mappen onder zijn arm. Hij riep nooit: “Kijk een kievit of: “Wat een mooi stukje ploegwerk.” Pas toen ik verkering kreeg met Boer, hoorde ik dat pa ooit voorzitter was van de Katholieke Plattelands Jongeren. Hij wilde plattelandsjongeren in contact brengen met kunst en cultuur. Ook was hij eindredacteur van ‘Ontginning’, het blad voor ‘jongens en meisjes van het platteland’ en schreef hij columns in de Boerderij. Gelukkig zijn er veel stukken bewaard, zoals dat waarin hij jonge boeren interviewt over het landbouwbeleid. Met een foto van pa tussen de boeren, allen in pak met stropdas. In 1966 schreef hij over de veebeoordelingskampioenschappen in het Achterhoekse Borculo.
De cirkel is rond.