Toen ik net in de Achterhoek was, nam Boer me mee naar de Bocholtse kermis vlak over de grens waar jaarlijks 500.000 mensen op afkomen.
Voor Boer was de kermis als kind een hoogtepunt in het jaar. Al is het maar tien kilometer van de boerderij, het was een uitje naar het buitenland waar mensen Duits spreken en je met Duitse marken moest betalen. Wat Boer het meest is bijgebleven (behalve de grootte van de kermis) is de heliumballon in de vorm van een haas die nog dagen aan het plafond hing in zijn kamer.
Ik was die eerste keer in Bocholt onder de indruk. We gingen in de piratenfluss, in het reuzenrad, we speelden mee in de kamelenrace en ik kreeg van Boer een hart van peperkoek met ’Süße Pippi’er op. Ik keek mijn ogen uit: de braadworsten zijn nóg langer dan in de Achterhoek en Duitsers blijken bloemkool en champignons in deeg te frituren. Wat me het meest opviel: bier werd in glazen geschonken. Niks plastic bekers. Duitsers hebben kennelijk de discipline om die heel te houden: ze kunnen die verantwoordelijkheid aan. Dat moet in Nederland stuk.
Zondagochtend waren we weer in Bocholt. Omdat de stad 800 jaar bestaat, duurde de kermis een dag langer en was het groter dan voorheen. Ondanks de hoge energieprijs, het personeelstekort en de oplopende coronabesmettingen, werd besloten de kermis door te laten gaan “Omdat we niet weten wat er komt”, las ik op de website.
Er waren spectaculaire nieuwe attracties en Bier wordt nog steeds in een chique glas met een pootje geschonken. We hielden het na het reuzenrad en de piratenfluss voor gezien. Om 12 uur vluchtten we de kermis af voor ik de nieuwe attractie ‘koppensnellen’ was begonnen. Het werd krankzinnig druk.
We pakken wat we pakken kunnen omdat we niet weten wat er komt