Het natte voorjaar bepaalt Boers gangen. Donderdag wilde hij mest uitrijden, zodat hij mais kan zaaien. Met onweer op zijn gezicht, stapte hij uit de trekker: “Uit elke wolk valt regen, ik rijd alles kapot.’’ Ik ben eraan gewend dat hij negen keer per dag over het weer praat, maar het is inmiddels opgelopen naar elf keer per uur. Als ik thuiskom vraagt hij: “Zag je boeren ploegen onderweg of is het te nat?” Waarschijnlijk bedoelt hij: “Hoe was je werkdag liefje?’’ maar daar komt hij even niet op. Boer praat veel over andere moeizame voorjaren, zoals 2013. We wandelden op Hemelvaartsdag in Winterswijk toen Boer naar de lucht keek: “Ik moet maaien.’’ De zon brak door, in tegenstelling tot alle weersvoorspellingen. We renden naar de auto. Wandelaars keken geschrokken toe. Hadden we net iemand vermoord? Al dravend riep ik: “Geen paniek, hij moet grasmaaien, komt goed!” Met piepende banden reden we naar huis waar Boer op de trekker sprong om te maaien. Er volgde een spannende nacht.

2.00: “Shit, er komen regenplukken aan.”

2.30: “Vijftien millimeter zuidelijk van Nijmegen.”

3.00: ‘De indraaiende depressie draait af boven Westendorp!”

De regen trok voorbij en het gras kwam droog in de kuil.  Een kennis gokte verkeerd: die kuilde zeiknat gras in. Dat vonden zijn koeien niet leuk. Van slechte oogsten hebben boeren de hele winter last. En het heeft invloed op de voedselprijs.

Ook al heeft Boer geen melkkoeien meer, hij verbouwt gewassen voor andere boeren. Het zaaien van mais móet gebeuren, anders komt de oogst te laat. Boeren zijn in het kader van verduurzaming, verplicht om na de maisoogst (en voor 1 oktober) een vanggewas te zaaien dat stikstof vastlegt.  Ik probeerde als grapje een wijsheid van zijn oma: “Aprilregen: boerenzegen.’’

Hij lacht als een boer met kiespijn.