Mijn collega en ik werkten op de Horecavakbeurs in de RAI, in dienst van een oer-Hollandse snackproducent. Tijgerprintje, nepleren rok, met goud behangen, getoupeerd haar.  Dat werk. Met een vet Amsterdams accent word je een stuk brutaler, dus ouwehoerden we met iedereen die voorbijkwam. Als uitgehongerde wolven stortten sommigen zich ’s ochtends al op de kroketten, op weg naar een bierproeverij. Als beschonken mannen jonge meiden in de bediening lastigvielen, kwam de Amsterdamse volksvrouw in me boven: ‘Luister schat, houd die grijpgrage handjes thuis, anders sla ik je met een diepgevroren frikandel op je harses’. Uiteraard werden er vakprijzen uitgereikt. Zo won een horecaondernemer uit Velp de prijs voor de beste pannenkoek. Gelukkig komt kwaliteit bovendrijven. Ik at laatst een smerige, dure pannenkoek in een lunchroom. Ook een pannenkoek kun je verpesten. Ik ben als flexitariër nieuwsgierig naar innovaties op het gebied van plantaardig voedsel. Er was veel aandacht voor innovatieve en duurzame ondernemers die live kookten. Je zag overal slimme en groene ideeën met plantaardige producten die goed smaken.

De beurs trok een recordaantal bezoekers: 70.000 professionals en bezoekers uit elke windstreek. De horeca leeft, terwijl steeds meer horecazaken failliet gaan als gevolg van stijgende loonkosten en hogere energiekosten. De helft van de Nederlanders vindt buiten de deur eten te duur geworden. Zelfs Gen Z’ers houden de hand op de knip en moeten bezuinigen op maaltijdservices, dagelijkse coffee to go en horecabezoek. Uit onderzoek blijkt dat deze groep jongeren minimaal één keer in de week buiten de deur eet. 11 procent geeft aan dat niet meer te kunnen betalen.

Niet meer wekelijks uit eten kunnen en je eigen koffie zetten: dat moet wel de hel zijn.