Vrijdag vertrek ik naar Marokko, waar we onder andere Nederlandse boeren bezoeken. In 2015 zag ik in Boers vakblad een advertentie van Agroreizen: reizen vol boerenbedrijfsbezoeken. Je zou denken dat je eens niet over werk wilt praten als je op reis gaat, maar dan kent u de boer nog niet.  Ook al heeft mijn boer geen melkkoeien meer: hij kijkt wat de melkprijs doet, bestudeert uitvoerig het weer en fietst rond als er mais gehakseld wordt.

Ik bood me aan als reisbegeleider. Toen ik vertelde dat ik Boer tijdens een groepsreis op Cuba ontmoette, was ik aangenomen. Dankzij hem gaan deuren open.

Bij de kennismaking zie ik agrariërs denken: ‘Wat weet zo’n ABN-pratende vrouw nou van het boerenleven’. Dan gooi ik er wat boerentermen in zoals kiemgetal, melkziekte en kringlooplandbouw en het ijs is gebroken. Ook al zijn de meesten pensioengerechtigd en wordt het bedrijf gerund door nageslacht: in het groeiseizoen willen ze liever niet weg, of kort, omdat ze nog meewerken op de boerderij thuis.

Een zwijgzame akkerbouwer riep eens in een Ierse bus: ‘STOP!’ Ik vreesde een acute medische situatie, de chauffeur stopte direct. Piet stiefelde de bus uit, liep een akker op, waar hij de bodem inspecteerde. Triomfantelijk hield hij een hand met aarde omhoog: ,,Leemhoudende zandgrond!” Daarna zweeg hij verder, tot we bij een melkveehouder op bezoek waren. Piet vuurde vragen op de Ierse boer af over nitraatuitspoeling, eiwitgehaltes en grondsoorten (In het Nederlands). Met zweet op mijn voorhoofd (en Google Translate) vertaalde ik de boerenvaktermen.

Ik verheug me erop om bij het ontbijt over mest te praten. Bovendien is het een makkelijke doelgroep: boeren piepen niet snel. Het enige echt noodzakelijke: we moeten om 10.00 uur een koffiestop inlassen, anders worden het draodnaegels.