Ik ben terug van mijn Marokkoreis met de agrariërs, waaronder veel akkerbouwers en (glas)tuinders. We bezochten een plantage vol pitloze mandarijnenbomen en een coöperatie van Marokkaans telers en exporteurs, waar tomaten in kassen worden verbouwd. Marokko zette het ambitieuze agroprogramma Green Morocco 2030 op. De ontwikkeling van de tuinbouwsector gaat hard. Er wordt veel samengewerkt met Nederland. Steeds meer groenten, fruit en bloemen gaan naar de Europese markt. Marokkaanse telers moeten aan dezelfde certificeringseisen voldoen als Europeanen op het gebied van voedselveiligheid en duurzaamheid. Dat kost veel geld. Toch doen ze graag zaken met Europa. Veel Afrikaanse buurlanden zijn politiek instabiel. Met de EU kunnen ze contracten afsluiten voor langere termijn. We bezoeken het bedrijf van de Nederlander van Oers, alias de Bonenkoning, die sinds 2004 sperziebonen verbouwt in Marokko. Ook bewonderen we zijn spruitjes en bosuien.
Sommige reisgenoten kregen negatieve reacties voor vertrek: “Wat moet je in Marokko? Of “Kun je de Marokkanen hier meenemen?” Het zijn geen open vragen; er zit een oordeel in. Ik vind ook dat Nederlands/Marokkaanse raddraaiers aangepakt moeten worden. Net als witte voetbalsupporters die de boel slopen. Iedereen moet zich gedragen. Maar alle Marokkanen op een slechte hoop gooien zonder nuances is onnodig kwetsend. Onze agrariërs zijn zeer aangenaam verrast door de prachtige landschappen in de Hoge Atlas, de kasbahs op de oude zoutkaravaanroutes, de oases en de vriendelijke bevolking. “Binnen 3.5 uur ben je in een totaal andere wereld,” hoor ik iemand zeggen.
Tussen de spruitjes wordt een van onze agrariërs gebeld door zijn zoon. Iets met dreigende nachtvorst. “Doe het scherm maar dicht voor de zekerheid,’’
Voedsel verbouwen stopt nooit.