Na het afscheid kreeg ik te horen: ‘Ik kende je moeder als een wijze, lieve en belezen vrouw, maar nu snap ik ook waar jouw gekte vandaan komt.’
Dat wist ik zelf al een tijdje.
In haar feministische tijd las moeder het boek: Mannen komen van Mars, vrouwen komen van Venus. Ik voegde eraan toe: ‘En jij van een nog niet ontdekte planeet.’
Mijn moeder had, net als ik, geen praktische denkrichting. Andere moeders zeiden ‘Nooit naar de keuken met lege handen,’ of ‘Het is hier geen hotel,’ als een vriendinnetje over een pak wc-papier stapte dat op de trap lag. Het Wc-papier was bij ons altijd op.
Moeder zat ooit bij de verkeerde crematie. Ze vond het apart dat de man en kinderen van haar vriendin er niet waren, dat er een foto op de kist stond van een andere vrouw en dat mensen haar vriendin Nel noemden terwijl ze Carla heette, maar ze dacht: ‘Ieder doet het op zijn manier.’
Toen ze doorhad dat ze verkeerd zat, besloot ze te blijven om cake te eten met mensen die ze niet kende.
Nadat iemand haar de vraag stelde waar ze de overledene van kende, deed ze alsof ze zich verslikte, ging naar de wc en meteen maar naar huis. (‘Ik had niet bedacht waar ik de vrouw van kende.’)
Mijn nichtje lepelde tijdens de dienst de ene na de andere anekdote op over haar oma. Zoals het ‘Theezakjesincident.’
De kleindochters namen oma ooit mee voor een dining in the dark -uitje: eten in een donker restaurant, waar gasten zich volledig richten op de smaak van het eten en niet op het uiterlijk. Op een gegeven moment hoorden de meiden hevig gesmak gevolgd door de legendarische zin: ‘Volgens mij ben ik nu mijn theezakje aan het opeten.’
Mijn nichtje zei: ‘Gelukkig hebben we gekke tante Irene nog, dit kan haar ook overkomen.’