Het broedseizoen is in volle gang. Boer gaat met zijn uilenbaas op pad om kasten te inspecteren. Ze zien van alles: marters die op uilenrooftocht zijn en kraaien die broedende uilen uit een kast schoppen om er zelf te zitten. Het lijkt gelukkig weer een goed kerkuilenjaar te worden vanwege de vele muizen: ze passen het aantal broedsels aan het voedselaanbod aan. 2021 was een rampjaar voor de kerkuil vanwege de hevige sneeuwval in februari. In de jaren ’60 was de uil bijna verdwenen, door een combinatie van strenge winters en het landbouwgif DDT. Sinds DDT verboden werd en vogelbeschermers, vooral bij boeren met hoge kapschuren nestkasten ophingen, neemt de uilenpopulatie toe. Sinds ik weet dat kerkuilen niet van aangeharkte erven houden, laat ik alles liggen. Waren Boer en ik eerst rommelige types, nu zijn we biodiverse voorlopers met onze troep.
De trekkers zitten onder de witte uilenpoep en we struikelen over de uilenballen, dus het verbaast ons niet dat er zes eieren in de kast liggen. We verplaatsten het nest dat kraaien op de kast bouwden. Uilen halen er geen geschillencommissie bij; ze staan hun huis gewoon af aan krakers. Boer kreeg een melding van een uil die op de grond onder een boom zat. Waarschijnlijk gevallen. Het bleek een gewond bosuiltje te zijn. Na vier weken verlaten bosuiltjes al hun nest. Ze blijven in de buurt en oefenen met vliegen, van tak naar tak, vandaar de naam ‘takkeling.’ Ik zette het uilskuiken in een krat en bracht het naar de dierenopvang in Halle, waar het behandeld wordt aan een vleugelwond. Gelukkig stribbelde de takkeling niet tegen: uilen houden zich dood, dat is hun tactiek. Intussen hingen Boer en zijn baas een kast op hoog in de boom waar het beestje gevonden werd.
Hopelijk kan het uilskuiken snel terug naar het bos.