Ik was een week in het westen om het huis van mijn overleden moeder leeg te halen. Ik combineerde het met bezoekjes. Een vriendin was een mutsje aan het breien voor een baby. “Ik durf geen wol te gebruiken: het is een veganistische baby. De twee moeders van het kind zochten lang naar een veganistische donor, dus ze zijn streng in de leer.” Nou ja, geen leer dus. De vriendin is cabaretier, dus ik ging er vanuit dat ze nieuw materiaal aan het uittesten was. Maar ze bleek serieus: ze maakte het mutsje van acrylgaren. Ik lunchte bij een andere vriendin met een powerfoodsmoothie van quinoa, spinazie en chiazaad. Brood is ook verdacht.

De meeste van mijn Amsterdamse vrienden gaan bewust om met natuur, milieu en voedsel. Daar is niets mis mee, al trekken ze vaak pittige conclusies: dierlijke vetten zijn slecht, vegan is goed, spelt is gezond en quinoa het allerbest. Ze lijden allen aan vlees; – vlieg; – en houtschaamte. Wat ze vaak zeggen is: “Boeren moeten gewoon biologisch worden.’’ Dan leg ik maar weer eens uit dat daar niets gewoons aan is. Hoe kom je aan grond? Nog meer uit de natuur halen is geen optie. Wie gaat die duurdere producten kopen?

 In mijn pre-Boer leven praatte ik mee in het straatje van mijn vrienden, maar nu ik uit ervaring weet hoe ingewikkeld het is om voedselproducent te zijn in een land waar alles goedkoop moet, stel ik kritische vragen: “Waar komt soja, spelt en quinoa vandaan? Is dat CO2- neutraal geproduceerd? Hoe is het in ons land gekomen: met het vliegtuig of een vrachtschip? Zijn daar bossen voor gekapt?’’

Nu ja, dan vinden mijn vrienden me meestal een tijdje niet meer zo leuk.

 

Ik kocht een muts voor Boer als sinterklaascadeau. Voor de zekerheid keek ik waar het van gemaakt was.