Met pasen wandelden we met vrienden en hun minipoedel. Het was één grote hondenshow: de ene hond bleek nog knapper dan de ander, met kort kaneelkleurig haar; wapperende goudblonde manen of kastanjerode krullen. De hond van onze vrienden gaat ook vaker naar de kapper dan zijzelf.
Ik ben geen hondenmens en verdiepte me nooit in rassen. Ik dacht dat er een paar soorten honden waren: teckels, poedels, labradors, herders. De rest was vuilnisbak. Van het bestaan van de populaire Labradoodle wist ik af, maar van de Cheagle, Boxador en Cockapoo had ik nooit gehoord.
Ik keek mijn ogen uit. Ik zag een hond met een extreem lang lijf en het hoofd van een bulldog. Een soort verlengde hond. ‘Dat is een Weiner,’ een kruising tussen een Teckel en een Bulldog,’ legde onze vriendin uit. Het is een designerhond, een kruising tussen twee zuivere rassen; die worden gefokt op een hoog schattigheids-gehalte.
Vroeger liep je best voor gek met een teckel, maar nu zijn ze hip design.
Onze vrienden maakten praatjes met andere hondenbezitters: communiceren via honden is volledig geaccepteerd. ‘Naar welke kapper gaat u?’ is een gekke vraag aan een onbekend mens, maar ‘Waar is uw hond getrimd,’ kan prima. Naar mensen mag je niet wijzen, naar honden wel: ‘Wat is het voor kruising?’
‘Het is een Maltipoo. Hij heeft het liefdevolle van een Maltees en de intelligentie van een Poedel.’ Weer wat geleerd: poedels zijn intelligent; dat had ik nooit achter ze gezocht. Ik kreeg de smaak te pakken: ‘Wat heeft u voor hond?’ ‘Een Franse jachthond. Die wilde ik nadat ik een Franse film zag. Ik hoop dat hij niet echt wil jagen,’ zei het baasje.
Ik heb goede hoop dat de meeste honden na corona bij hun baasjes mogen blijven. Ze zijn te duur om aan een boom achter te laten.