Ik weet zeker dat er veel is gesproken over wat ‘kan’ en wat niet
Boer en ik zagen De luizenmoeder in de bioscoop. We keken graag naar de serie, vanwege de gênante situaties. Onze favoriet: een vader met donkere huidskleur komt naar een ouderavond op school. Juf Ank zegt: ,,De vergadering is zo afgelopen, dan kunt u schoonmaken.”
Ook de film zit vol stigmatiseringen. Zo zegt een ouder tegen een geadopteerd kind uit Taiwan: ,,Jullie Chinezen eten toch allemaal hond?”
De makers laten hun personages ‘foute’ dingen zeggen, maar ik weet zeker dat er veel is gesproken over wat ‘kan’ en wat niet. In de film komt een moeder voor die haar kind verwaarloost. De moeder is bewust blank: makers denken wel tien keer na voor ze daar een gekleurde moeder voor kiezen.
Er komt geen onvertogen woord meer uit mijn mond
Ik worstel er zelf mee. In een kindervoorstelling speelde ik laatst een Chinees personage. Vroeger had ik met gevouwen handen knipmesbuiginkjes gemaakt en gezegd: ,,Goedemolgen”. Nu deed ik ‘normaal’ en sprak ABN. Ook kwam er een domme boef voor in het verhaal: Linke Loetje met een Amsterdams accent. Dat durf ik nog.
Jaren geleden speelde ik een boef, Schele Sjon, met Limburgs accent (Limburgs, dom en boef zou ik niet meer combineren. Scheel kan ook niet meer). Sjon liet steeds horen hoe hard hij kon boeren. De kinderen vonden het grappig. Mijn collega zei later: ,,Niet boeren op het podium: slecht voorbeeld voor kinderen.” Ik laat geen boeren meer. Ook geen scheten. Er komt geen onvertogen woord meer uit mijn mond.
Al mijn personages spreken tegenwoordig ABN, net als ikzelf. Saai en totaal onrealistisch.