De Achterhoekse vlag bestaat vijf jaar. Zondag maakte ik de kracht van de Achterhoek ten volle mee. Samen met het grenslandorkest organiseerde ik een dubbelconcert met mijn dansorkest uit Amsterdam, naast het kasteel in ’s Heerenberg. Oost ontmoet West. Met één brief en binnen een maand kregen we ondersteuning van lokale fondsen. Dat soort processen duren in Amsterdam een jaar. Niks gunfactor. Ik bezocht een repetitieavond van het Grenslandorkest om een duet te oefenen. Ze repeteren in een mooie repetitieruimte, met horecafunctie.
Ons orkest repeteert buiten Amsterdam in een school, vanwege de parkeerkosten (6 euro per uur) en het gebrek aan parkeerplek. Na afloop gaan we meteen weg: de meesten moeten een stuk rijden. Niks derde helft en naar huis fietsen. We moeten dealen met grootstedelijk klein leed. Toen bleek dat het heel warm en zonnig zou worden, moesten er extra parasols komen. Alles was verhuurd. Via via konden we toch ergens parasols ophalen. De kracht van korte lijntjes. Mijn orkestleden vroegen of we lunch moesten meenemen. In het westen krijgen we niet veel. Ik zei: “Dat is voor Achterhoekers een belediging: twee consumptiebonnen en een broodje kaas.’’ Ik hoopte niet dat ik blufte, maar nee: we kregen vijf consumptiebonnen en een uitgebreide lunch. “Met wie moet ik die bonnen delen?’’ vroeg onze drummer. De Amsterdammers waren onder de indruk van de gastvrijheid en het werd een mooie middag: muziek verbroedert.
“Volgende keer bij jullie,” zei een musicus van het Grenslandorkest. “Als je wilt uitladen terwijl je dubbel geparkeerd staat tussen boze Amsterdammers?” zei ik. “En reken veel tijd om een parkeerplek te zoeken, neem veel parkeergeld en je eigen lunch mee.”
Ik denk dat we beter kunnen spelen onder de Achterhoekse vlag.