Boer en ik maakten met de trekker een rondje langs zijn weilanden, waar we veel molshopen aantroffen. Hij moet gaan mollen vangen, anders kan hij de wei niet slepen. Onze koeien rekenen op lekker gras voor hun neus, niet op een hoop zand. Boer zei vrolijke dingen als ‘de specht lacht’, ‘dit perceel is mooi opgedroogd’, en ‘de koeien kunnen snel naar buiten’. Hij is tevreden met de gematigde winter. Ook het voorjaar ziet er veelbelovend uit. Wat een verschil met vorige winter: de natste periode sinds de metingen. Het bleef maar regenen. Het land bewerken was onmogelijk. In februari viel er 100 millimeter, nu zitten we op 15 millimeter. Gewassen gingen laat de grond in en een deel verzoop.
Na de inspectieronde wilde Boer rondrijdenom te kijken wat andere boeren aan het doen waren. ‘Met dit mooie weer gaan ze allemaal mest uitrijden’. Het was inderdaad druk op de wegen. Uit alle hoeken en gaten kwamen boeren en loonwerkers met trekkers aangestoven, met haast om de weilanden te bemesten. Geen droge dag te verliezen.
Ook al is de kans groot dat oogsten goed worden dit jaar: voedselprijzen blijven hoger dan we gewend waren. Er is wereldwijd meer vraag dan aanbod aan zuivel, eieren en vlees. Ook zal voedsel duurder blijven aangezien meer boeren dan verwacht zich hebben gemeld voor stoppersregelingen, bedoeld om de stikstofdruk te verminderen. De stijgende kosten voor mestafzet (de toegestane norm zal verder dalen) spelen in alle sectoren een rol. De veestapel krimpt al een tijdje en dat komt in een stroomversnelling door de stoppers. De milieukosten zijn te hoog geworden voor veel boeren en het perspectief ontbreekt.
En de tijd lijkt voorbij dat boeren zeven dagen per week willen werken voor een appel en een ei, omdat boer-zijn nu eenmaal in hun genen zit.