Ik leidde een groep Zweedse boeren rond in Nederland, voornamelijk koolzaadverbouwers. In de bus legde ik ons land uit. 18 miljoen mensen, 400 miljoen landbouwhuisdieren, 5 miljoen honden en katten. In een land elf keer kleiner dan Zweden, waar 10,5 miljoen mensen wonen. Klimaatverandering en de stijgende zeespiegel maken Nederland kwetsbaar omdat 26% onder zeeniveau ligt. Onze bedrijven en waterwerken moeten wel innoveren om ons land leefbaar te houden.
We bezochten Seed Valley in Noord-Holland: hét centrum voor plantenveredeling en zaadtechnologie. Tientallen bedrijven ontwikkelen hier groente- en bloemenrassen die bijvoorbeeld resistent zijn tegen ziektes met zo min mogelijk gebruik van ruimte, energie en water. Meer dan 50% van de groenterassen wereldwijd komen uit Seed Valley. De bedrijven veredelen ook in het buitenland, rekening houdend met klimaatzones. We zien machines voor het schoonmaken, sorteren, drogen, coaten van zaden die de wereld overgaan. Bij een bolbloemenbedrijf zagen we het proces van pellen, zeven, spoelen, sorteren van bollen, tot het bossen van bloemen die klaargemaakt worden voor export. De tulpen worden in lagen boven elkaar gebroeid: efficiënt gebruik van ruimte en energie. Bijna al de processen zijn geautomatiseerd. De (seizoenarbeiders) die er werken zijn geen roomwitte Nederlanders: daar zijn wij niet meer toe bereid. In Limburg zagen we een robottrekker met zonnepanelen. De lichte, zelfrijdende trekker zorgt voor minder bodemdruk: beter voor de biodiversiteit.
De Zweden waren onder de indruk van onze grote, hightechbedrijven. We aten op dinsdagavond in Utrecht. Terrassen en restaurants zaten vol. ‘Het lijkt wel een zaterdagavond in Stockholm,’ zei een boer.
‘Welkom in Nederland, waar van alles veel is,’ concludeerde ik.