Boer en ik zagen de film ‘Wolf’ in de bioscoop. Het is een ode aan de wolf: wij mensen jaagden ze ooit weg uit ons land, maar gelukkig zijn ze terug. We geven de natuur meer ruimte en leggen ecoducten aan om leefgebieden van dieren groter te maken, ook dat van de wolf. Een roedel wolven heeft een leefgebied nodig zo groot als Amsterdam. Mensen vormen weer de grootste bedreiging voor wolven. Beelden van voortrazend verkeer en recreërende mensen laten me als kijker achter met een ongemakkelijk gevoel.
Boeren proberen zich te beschermen tegen wolven. Toch zijn er steeds vaker aanvallen van wolven op schapen en kalveren. Waarschijnlijk is er in hun leefgebied te weinig wild en springen ze over afrasteringen om landbouwdieren aan te vallen. Dat levert bloederig leed op voor dier en boer en is het gevolg van samenleven tussen mens en wolf.
Wat is voor niet- boeren de grens en wat hebben we zelf over voor de wolf? Om wolven een rustig leefgebied te geven, moeten mensen er wegblijven. Recreanten en loslopende honden verstoren überhaupt het broedseizoen van alle dieren. Blijven we weg? Laten we de auto staan of moet een ander dat doen? In een enquête van de Wageningen Universiteit is 86% van de ondervraagden het eens met de stelling: “Ik erger mij regelmatig aan recreanten die natuur verstoren.” Maar 30% geeft aan zelf wel eens natuur te verstoren. Zwerfafval laten we zelf ook nauwelijks achter in enquêtes. Dat zullen de kabouters wel doen? Ik vrees dat we veel over hebben voor van alles, maar alleen in enquêtes en niet in onze achtertuin. We willen natuur en wolven, betaalbaar voedsel, windmolens, zonneparken en er moeten woningen komen, maar uiteraard niet naast ons huis. Dat moet op de grond van de buurman of een boer.