Ik zei nog tegen mijn moeder: ‘Je piept er niet tussenuit in coronatijd!’
‘Oh, nou, ik hoor graag wanneer het wel schikt.’
Ze zei onlangs, toen de besmettingen weer toenamen: ‘Ik ga het einde van corona niet meer meemaken.’
‘Je bent net zo lekker bezig anders,’ zei ik.
Ze kon niet langer wachten.
Toen Boer en ik uit de Achterhoek aankwamen in haar appartement, zag ik huisarts, lijkschouwer, politie en recherche in de kleine gang en slaapkamer staan: zes man sterk.
Ik was overdonderd en vroeg of ze meer afstand konden houden of een mondkapje wilden dragen. In het openbaar vervoer wel mondkapjes en niet in dit kleine hok: ik snap de logica niet. Ze zeiden: ‘Gecondoleerd’ en gingen door met hun onderzoek. Boer bleef al die tijd buiten staan, voorzichtig als hij met zijn astma is.
Wij hebben mijn moeder al die tijd zo coronaproof mogelijk behandeld: sinds maart knuffelen we in de familie niet meer en houden afstand
In de Uitvaartbus zaten we met mondkapjes op: een absurd gezicht. Moeder lag op een baar in haar lijkwade omringd met heideplantjes tussen ons in.
Jeugdvrienden stonden me na de dienst buiten op te wachten. We elleboogden tot mijn vriendin me een fijne knuffel gaf. Toen volgde een korte groepshug. En voelden we ons schuldig. Hoe triest kan het zijn?
Het was mogelijk om na de uitvaart coronaproof koffie te drinken, maar ook daar was de lol af. Maximaal vier mensen aan een tafel, die moeten blijven zitten: dat had mijn moeder veel te stijf gevonden. Mensen moeten met een drankje kunnen rondlopen: dat was haar stijl.
Haar vriendinnen liepen met hun ziel onder de arm weg. Ze sturen berichtjes als deze: ‘Ik had zo graag nog een toost uitgebracht op Mieke. Ik drink nu alleen een wijntje, naast haar foto.’